De mensen vroegen hem: ‘Wat moeten we dan doen?’ Hij antwoordde: ‘Wie twee stel onderkleren heeft, moet delen met wie er geen heeft, en wie eten heeft moet hetzelfde doen.’ Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen, en die vroegen hem: ‘Meester, wat moeten wij doen?’ Hij zei tegen hen: ‘Vorder niet meer dan wat jullie is opgedragen.’ Ook soldaten kwamen hem vragen: ‘En wij, wat moeten wij doen?’ Tegen hen zei hij: ‘Jullie mogen niemand afpersen en je ook niet laten omkopen, neem genoegen met je soldij.’
Het volk was vol verwachting, en allen vroegen zich af of Johannes misschien de Messias was, maar Johannes zei tegen hen: ‘Ik doop jullie met water, maar er komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om de riem van Zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur; Hij houdt de wan in Zijn hand om de dorsvloer te reinigen, het graan zal Hij bijeenbrengen in Zijn schuur en het kaf in onblusbaar vuur verbranden.’
Op deze en andere wijze spoorde hij de mensen aan en verkondigde hij hun het goede nieuws. Maar de tetrarch Herodes, die door Johannes was terechtgewezen in verband met Herodias, de vrouw van zijn broer, en vanwege al zijn andere wandaden, voegde aan alle slechte dingen die hij had gedaan nog toe dat hij Johannes opsloot in de gevangenis.
Heel het volk liet zich dopen, en toen ook Jezus was gedoopt en Hij aan het bidden was, werd de hemel geopend en daalde de heilige Geest in de gedaante van een duif op Hem neer, en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent Mijn geliefde Zoon, in jou vind Ik vreugde.’